3 tips om de bodem te verbeteren

Een gezond bos begint bij een gezonde bodem

Wat kun je doen om de bodemkwaliteit te verbeteren? Ik geef je graag 3 tips!

Tip 1. Voeg organisch materiaal toe

Is de bodem nog helemaal leeg of kaal? Overweeg dan een eenjarige of tweejarige groenbemester te zaaien. Het liefst een stikstofbindende. Bijvoorbeeld lupinus angustifolius of trifolium incarnatum. Dit is vooral aan te raden op verdichte bodems (denk aan voormalige paardenweide of landbouwgrond). De groenbemesters breken met hun penwortels door de verdichte laag heen en maken de grond dus losser. Je hebt er een seizoen geduld voor nodig, maar het loont de moeite als je hierna pas begint met het aanplanten van je voedselbos.

Een andere manier om organische materiaal toe te voegen door de bodem te bedekken met houtsnippers, houtskool, stro, bladeren, mest, compost, karton, mulchmatten, schors of andere mulch. Mulchen heeft veel voordelen: het verbetert de bodem en het verstikt onkruid. Dankzij mulch kan de grond in de zomer beter vocht vasthouden (sponswerking), en in de winter hebben planten minder last van kou. Vooral heggen en vruchtdragende bomen en struiken worden blij van een jaarlijkse mulch. Geef altijd eerst flink water voordat je het organische materiaal rondom de stam legt.

Wanneer kun je het beste mulchen?

Je kunt op elk moment mulchen, maar het gebeurt meestal in de lente (rond april) als planten weer beginnen te groeien, en in de herfst voordat het begint te vriezen. Andere gouden mulchmomentjes zijn direct na het planten, delen of snoeien van bomen of struiken. En rondom lentebollen op het moment dat het loof afsterft.

Tip 2. Heb geduld

Natuurlijk wil je het liefst alle beplanting direct in de grond hebben staan. Toch is het soms beter om in verschillende fases te werken. Bij een kale en arme grond kun je het beste nog even wachten met de climaxbomen. Laat eerst de pioniersplanten de bodem gereedmaken, zodat de climaxbomen later goed gedijen.

Wat zijn pioniersplanten en climaxbomen?

Je kunt pioniersbomen herkennen aan het feit dat ze opkomen op kale grond, snel groeien en zichzelf snel vermeerderen. Voorbeelden van pioniersbomen zijn berken, elzen, (olijf)wilgen, populieren en duindoorns. Voorbeelden van pioniersplanten zijn klaprozen, weegbree en ridderzuring. Climaxbomen zijn daarentegen juist langzame groeiers die veel hoger en ouder kunnen worden dan pioniersbomen. Deze kruinbomen horen thuis op een bodem met een rijk bosbodemleven, en zorgen zelf ook voor veel organisch materiaal en ondergrondse ecologische verbindingen. Voorbeelden van climaxbomen zijn de walnoot, zomereik, kastanje, linde, beuk en pawpaw.

  • Bekijk dit filmpje voor meer info over pioniersbomen en climaxbomen.
  • Lees dit artikel over hoe je ‘wijkers’ (pioniersbomen) kunt inzetten om de bodem te verbeteren voor ‘blijvers’.

Tip 3. Laat de grond met rust

Loop na het aanplanten alleen nog maar over de paden, en stop met maaien en het weghalen van organisch materiaal. Door ruigtekruiden te laten staan, wordt de biodiversiteit in en op het land groter en zal de bodem verbeteren. Je zult zien dat de jonge aangeplante boompjes in het eerste jaar in gras of ruigtekruiden verdwijnen. Maar dat is niet erg, want ze hebben juist baat bij de beschutting tegen zon en wind. En onder de grond zorgt hun aanwezigheid voor bodemverbetering.

Uitgangspunt is: elke plant heeft een functie en vervult een taak. Dus denk niet te snel in termen van onkruid. De natuur redt zichzelf vaak beter zonder onze tussenkomst. Haal alleen planten weg als ze anders de boel dreigen te overwoekeren, zoals kan gebeuren bij bramen. Of als ze gevaarlijk zijn, zoals bij reuzebereklauw. En voor de rest: let it be.